De vlucht


Bij de vlucht van een raket spreken we altijd over dezelfde stappen:

1. Lancering: Dit is de start van de raket. De start dient altijd voorafgegaan te worden door een melding dat er gelanceerd gaat worden (Meestal de lanceermeester) en het hardop aftellen 5, 4, 3, 2, 1, START. Tot op het laatste moment dient een lancering afgebroken te kunnen worden. Dus alleen elektrische ontsteking waarbij er bij het commando START op een knop gedrukt wordt.
2. Aangedreven vlucht: De motor brandt en leverd voortstuwende druk. De raket wordt dus voortgestuwd en versneld.
3. Glijvlucht: De raket krijgt geen voortstuwing meer van de motor. Langzaam neemt hij in snelheid af.
4. Hoogste punt en uitstoot parachute: De raket bereikt het hoogste punt. De snelheid is 0 en de raket begint terug te vallen naar de aarde. Dit is het ideale punt voor de parachute om uitgestoten te worden.
5. Parachute ontplooit: Doordat de valsnelheid toeneemt stroomt er lucht langs de parachute, welke ervoor zorgt dat de parachute ontplooit.
6. Landingsfase: De raket daalt onder de parachute terug naar de aarde.
7. Landing: De raket zal afgeremd door de parachute zachtjes landen op de aarde.